Hierop ontstond midden jaren zestig in New York muziek die vanaf dat moment internationaal salsa genoemd zou worden.
Dit kwam vooral door de koppeling die gelegd werd met/door Fania, het platenlabel dat fluitist Johnny Pacheco in 1964 oprichtte met manager Jerry Masucci. Fania werd voor de salsa wat Motown was voor R&B.
Het was ook Pacheco die de eerste Fania-plaat (Cañonazo) uitbracht en in 1968 de Fania All Stars oprichtte. Onder deze naam werden live-concerten georganiseerd waarbij alle grote solisten van het label optraden (Celia Cruz, Hector Lavoe, Ray Barretto, Eddie Palmieri, Ruben Blades en Willie Colon).
Nog meer dan de andere Fania-artiesten stelden Blades en Colon politieke misstanden in Latijns-Amerika en de VS aan de kaak. Tussen 1977 en 1995 maakten ze vijf duoplaten waarvan Siembra uit 1978 lange tijd het bestverkochte latin-album aller tijden was.
Vanuit New York waaide de salsa over naar Latijns-Amerika en vervolgens de rest van de wereld, maar vanaf eind jaren 70 daalde de populariteit in de Verenigde Staten. Salsa werd links en rechts ingehaald door disco, merengue uit de Dominicaanse Republiek en de Engelstalige crossoverpop van artiesten als Gloria Estefan. Zelfs de Fania-sterren sloegen nieuwe wegen in en zodoende ontstond begin jaren 80 salsa romantica, melodieuze salsa met romantische teksten; meestal ging het hier om bewerkte r&b-ballads zoals Just the Two Of Us dat in de uitvoering van Louie Ramirez en Ray de la Paz (zelf ook een cover) werd omgedoopt tot Solos Tu Y Yo.
Salsa romantica leverde in de jaren 90 stadionacts op als Victor Manuelle, La India en Marc Anthony.
Als reactie op de salsa romantica ontstond salsa dura, hardcore salsa volgens de Fania-tradities maar dan swingender en krachtiger.
Ondertussen ontwikkelde de Cubaanse muziek zich in volledige afzondering tot timba, salsa met rock-, funk- en hiphopinvloeden.